4 oktober 2021

Herdenking Rozenboom: station Cosel

In aanloop naar de Rozenboomherdenking hebben we historicus Piet den Otter bereid gevonden om regelmatig stukje te schrijven over de gebeurtenissen op 2 en 3 oktober 1942 en de mensen wie het betreft. Deze keer het beruchte station Cosel.

“De trein stopte in Cosel. Dat was daar iets vreselijks. Hier hield het menselijke op. Wij, de mannen tot 50 jaar, moesten allemaal op onze hurken gaan zitten. Toen de trein was weggereden, werden wij als beesten op vrachtwagens geladen”, zo beschreef overlevende Abraham Spiero zijn aankomst op 17 oktober 1942 vanuit Westerbork op het goederenstation van Cosel (nu Koźle), ongeveer 80 kilometer ten westen van Auschwitz.

Naast raciaal geïnspireerde genocide is de Shoah ook een economische gebeurtenis, gekenmerkt door hebzucht, roof en slavernij. Joodse mannen en vrouwen werden gedwongen zwaar werk te verrichten zonder voldoende voeding, rust en verzorging. Zij stierven dan door honger, uitputting, mishandeling en ziekten. Beroofd van hun gezondheid en arbeidskracht werden velen later alsnog doorgestuurd naar de gaskamers. Vernichtung durch Arbeit, in de naziterminologie.

In het najaar van 1942 stopten 39 deportatietreinen uit Westerbork, Mechelen (België) en Drancy (Frankrijk) op het goederenstationnetje van Cosel. Hier zijn 9.000 mannen in de leeftijd van 16-50 jaar met veel geweld uit de treinen gehaald om als slaven te werken in Silezië. Vrouwen, kinderen en oudere mannen bleven achter in de treinen en werden naar Auschwitz getransporteerd.

Tot het Nederlandse contingent behoorden veertien Zwollenaren. Allen waren begin oktober 1942 vanuit werkkampen in Nederland in Westerbork terechtgekomen, hun familie via het Celeanum. Op 7 oktober noemen de leerlingen hun namen: Jacob van Coeverden, Eliazar Content, Samuel en Simon Frank, Levie Khan, Samuel Kropveld, Jacob en Joseph de Leeuwe, Erich Max, Karl en Otto Rosenthal, Maurits Eduard Stibbe, Jozef Weijel en Jacob Wolff.

Na Cosel verbleven de mannen even in de doorgangskampen St. Annaberg of Sakrau. Vandaar werden ze verdeeld over tientallen werkkampen in Silezië, waar ze onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken in de aanleg van wegen en spoorwegen, in mijnen en fabrieken. Over hun helletocht door de goelag van werkkampen zijn we slechts fragmentarisch geïnformeerd. De meeste kampen zijn niet eens meer terug te vinden en veel administratie is vernietigd. Van enkelen is bekend waar en wanneer ze zijn overleden; voor de meesten heeft het Rode Kruis na de oorlog een fictieve overlijdensdatum vastgesteld met als overlijdensplaats: Midden-Europa. Hun gezinsleden zijn na aankomst in Auschwitz-Birkenau naar de gaskamers gevoerd.

Uit Zwolse groep heeft slechts één man de gruwelen overleefd. Eliazer Content keerde eind juli 1945 in Nederland terug. Hij was achtereenvolgens tewerkgesteld in de grote chemische fabriekscomplexen van Blechhammer, Bismarckhütte en tenslotte Monowitz, waar hij in januari 1945 door de Russen werd bevrijd. Zijn zwangere echtgenote Alida Levie, met wie hij in juni 1942 was getrouwd, heeft hij na Cosel nooit meer gezien.

Bron: Annelies en Herman van Rens, Tussenstation Cosel. Joodse mannen uit West-Europa naar dwangarbeiderskampen in Siliezië, 1942-1945 (Hilversum 2020).

Op de foto het treinstation Cosel