Ter voorbereiding op de herdenking rondom de deportatie van de Zwolse Joden kregen de leerlingen uit klas 3 gastlessen gegeven door overlevenden, verbonden aan Herinneringscentrum Westerbork: mevrouw De Klijn (77 jaar), de heer Marcan (91 jaar) en de heer Schenk (88 jaar). De leerlingen hebben muisstil geluisterd en er werden goede vragen gesteld. De verhalen maakten veel indruk.
Alle drie de gastsprekers vertelden hun levensverhaal en wat voor impact de oorlog op hun leven heeft gehad. Zo vertelde mevrouw De Klijn – die in 1944 in onderduik werd geboren – dat ze eigenlijk altijd angstig is gebleven, altijd op haar hoede was, hoewel ze eigenlijk geen actieve herinnering aan de oorlog heeft. Maar het leven was zo angstig voor haar ouders dat dat ook grote impact op baby Marion heeft gehad. Ook vertelde ze dat haar stembanden eigenlijk nooit goed ontwikkeld zijn: telkens als ze begon te huilen als baby werd er iets over haar mond gelegd, zodat het gehuil niet gehoord zou worden. De heer Marcan, de oudste van de gastsprekers, heeft de Kristallnacht in Duitsland actief beleefd als 7-jarig jongetje. Zijn vader had een porseleinwinkel en de inventaris werd kort en klein geslagen. Dat heeft diepe indruk op hem gemaakt. Na de Kristallnacht zijn de Marcans naar Nederland gevlucht. De heer Schenk vertelde over zijn leven als jong kind in oorlogstijd en zijn voortdurende angst om ontdekt te worden als Jood.
Hieronder kort de levensverhalen van de gastsprekers:
Marion de Klijn
Marion Joyce de Klijn is geboren in 1944, als dochter van het Joodse echtpaar Nap de Klijn en Alice Heksch. Vader is succesvol violist, en moeder is cum laude afgestuurd pianiste. Samen treden zij als het “Amsterdams duo” op door heel Nederland. Na hun huwelijk vestigen zij zich in Laren, waar in 1939 hun oudste zoon Mark wordt geboren. In 1942 worden vader en moeder opgepakt en gevangen gezet in de gevangenis in Scheveningen, bekend onder de naam Oranjehotel. Na drie maanden zijn ze even plotseling als ze werden opgepakt ook weer vrij gelaten. Ze besluiten direct onder te duiken. Nap en Alice zullen in totaal op 17 verschillende adressen ondergedoken zijn door heel Nederland. Soms samen, soms apart. Zoon Mark wordt ondergebracht bij goede vrienden. In de hongerwinter verblijft de dan hoogzwangere Alice op een onderduikadres in de Johannes Verhulststraat, in hartje Amsterdam. Daar wordt op 8 februari 1944 Marion geboren. Alice en Nap weten de geboorte van hun dochter zorgvuldig verborgen te houden. Na de bevrijding wordt het gezin herenigd, en gaat terug naar hun eigen woning in Laren. Het huis blijkt volledig uitgewoond te zijn door de nazi’s, die daar kantoor hielden tijdens de oorlog. Het opbouwen van een harmonieus gezinsleven blijkt niet mogelijk, daarvoor heeft de oorlog teveel schade aangericht. Bijna alle familieleden De Klijn en Heksch zijn vermoord in de vernietigingskampen. Slechts één nicht en één neef hebben de oorlog overleefd. Nicht Lotty komt dan ook inwonen bij het gezin De Klijn, en is voor Marion als een grote zus. In 1948 wordt nog een zusje geboren: Barbara. Marion de Klijn was vakleerkracht textiel in het basisonderwijs. Ze is actief als vrijwilliger bij het Joods Maatschappelijk Werk, en verzorgt creatieve cursussen (schilderen, textielbewerken en weven) in haar eigen atelier “Romsicht” in Lemmer.
Mick Marcan
Mick Marcan is in 1930 geboren te Keulen. Zijn ouders en grootouders waren de eigenaars van een zeer grote porselein- en glaswinkel in het centrum van deze stad. Mick is Joods en moet na de opkomst van Hitler verplicht naar een Joodse school. In november 1938 maakte hij een gebeurtenis mee die zijn familie en de gehele Joodse bevolking van Duitsland hard trof : de Kristallnacht. De Nazi’s proberen zijn vader op te pakken en er werd een poging gedaan hun huis in brand te steken. Dit mislukt, maar de volgende dag troffen Mick, zijn moeder en broer een kapot geslagen porselein en glaswinkel aan. Bergen glas en servies-scherven lagen kapot op de grond. Er was niets meer heel. De vader van Mick besloot daarop dat Duitsland niet meer veilig is voor zijn gezin. Zij verhuisden met al hun bezittingen naar Haarlem in Nederland. Zijn vader kon direct een soortgelijke winkel als in Keulen overnemen van een bevriende Nederlandse relatie. In mei 1940 viel Nazi-Duisland Nederland binnen. Het gezin Marcan moest gedwongen uit Haarlem verhuizen. Via Naarden kwamen zij in 1941 in Amsterdam. Daar kreeg de vader van Mick een baan bij de Joodse Raad. In die functie hielp hij onder andere met het overbrengen van baby’s vanuit de Hollandse Schouwburg naar de Crèche. Vanuit de crèche werden vervolgens honderden Joodse baby’s weg gesmokkeld. Tijdens razzia’s opgepakte Joden die in de Hollandse Schouwburg kwamen, werden bevrijdt middels valse stempels gemaakt door Mick’s vader. Mick werkte mee door er nagemaakte handtekeningen van Aus der Fünten op te plaatsen. Midden juli 1943 werd de familie Marcan opgepakt en overgebracht naar Kamp Westerbork. Op een maandag avond in september hoorden zij dat ze de volgende morgen op transport moesten naar Auschwitz. De dag na dit bericht staan zij in een van de veewagons voor deportatie naar het oosten. Vlak voor deportatie worden ze uit de trein gehaald. Dit herhaalde zich de daarop volgende week, maar zij verlaten de trein opnieuw kort voor vertrek. Vervolgens zijn ze uit Westerbork terug gestuurd naar Amsterdam op persoonlijke interventie van Aus der Fünten en neemt Mick’s vader zijn functie bij de Joodse Raad weer op. Vader Marcan wordt oktober 1943 vanuit Amsterdam met zijn collega’s van de Joodse Raad overgeplaatst naar Velp. Twee dagen voor de luchtlandingen bij Arnhem zijn ze op advies van hun Duitse commandant ondergedoken. Zo overleefd hij de oorlog. Dat hij vandaag de dag zijn bijzondere verhaal kan vertellen wijdt Mick aan de beslissende handelingen van zijn vader en moeder, maar ook aan een zeer grote portie geluk.
Han Schenk
Han Schenk is geboren in 1933 in Alkmaar als zoon van een Joodse moeder. Vader is niet-Joods en heeft als goudsmid een winkeltje in hartje Alkmaar. In mei 1940, enkele dagen na de Duitse inval, wordt Han zeven jaar oud en mag daarom naar de ‘grote’ school. Zijn schooltijd is echter van heel korte duur: de school wordt gevorderd omdat er Duitse soldaten worden ingekwartierd in het schoolgebouw. Daarom kan Han vaak niet naar school, en speelt hij veel op straat. Zijn teleurstelling is groot wanneer zijn nieuwe fiets (gekregen op zijn achtste verjaardag) in beslag wordt genomen. Tijdens de hongerwinter eet het gezin Schenk het voedsel uit de gaarkeuken: waterige soep en grijs brood. De spanning is groot wanneer vader wordt opgepakt om naar Duitsland te worden gestuurd. Gelukkig weet moeder een deal te sluiten met een Duitse officier; in ruil voor een partij gouden ringen komt vader vrij. Op 5 mei 1945 ziet de dan elfjarige Han de Canadezen Alkmaar binnenrijden. Omdat de Joodse grootouders van moeders kant niet getrouwd waren (een uitzonderlijke situatie in die tijd), was moeder niet als Jood geregistreerd. Dat blijkt haar redding te zijn; ze verzwijgen het Joods zijn en komen daar mee weg. Han Schenk maakt carrière als foto-journalist. Ook is hij hoffotograaf voor het koninklijk huis geweest. Over zijn Joodse familiegeschiedenis schreef Han Schenk het boek “Leentje Trompetter, een joods familieverhaal”.